Belastingplan 2015: wat verandert er?

WILLEMSTAD - Op 30 december 2014 is het belastingplan 2015 in de Staten van Curaçao behandeld aangenomen. Het belastingplan bestaat uit 2 delen, te weten de wijzigingen in de bestaande belastingwetten en de introductie van de Landsverordening regelende de inhouding van inkomstenbelasting op rente inkomsten.
 
I. Algemene Landsverordening Landsbelastingen (“ALL”)
Met ingang van 1 januari 2012 is de transparante vennootschap geïntroduceerd in de wetgeving. De wijzigingen die per 1 januari 2015 van kracht worden zijn bedoeld om het toepassingsgebied van de transparante vennootschap te vergroten tot alle lichamen met een in aandelen verdeeld kapitaal.
 
Voorts worden de bepalingen van de ALL uitgebreid met een bepaling die het mogelijk maakt om langs elektronische weg aangiften te doen.
Het is al enige jaren mogelijk om de aangiften loonbelasting en omzetbelasting langs elektronische weg in te dienen. Echter de wettelijke bepalingen daartoe ontbrak. Tevens is in deze bepaling de mogelijkheid voorzien dat in de toekomst ook de aangiften winstbelasting en inkomstenbelasting langs elektronische weg kunnen worden ingediend.
 
II.a. Inkomstenbelasting (“IB”)
II. Kapitaalsverzekeringen
Rente begrepen in kapitaalsuitkeringen uit levensverzekeringen worden belast m.u.v. de rente begrepen in een kapitaalsuitkering ten gevolge van overlijden indien (i) het overlijden plaatsvindt voor het bereiken van de leeftijd van 70 jaar of (ii) uitsluitend een kapitaal bij overlijden is verzekerd en voor zover de uitkeringen samen met andere kapitaalsuitkeringen ten gevolge van overlijden niet meer dan Nafl. 15.000 bedraagt.
Dit betekent dat de rente begrepen in kapitaalsuitkeringen die bij leven worden ontvangen altijd belast worden. Hetzelfde geldt bij overlijden na het bereiken van de leeftijd van 70 jaar tenzij de uitkeringen niet meer bedragen dan Nafl. 15.000.
 
De rente wordt belast tegen een tarief van 19.5%.
 
Onder kapitaalsuitkering uit levensverzekering wordt mede begrepen:
a. Een uitkering die in een vaststaand aantal termijnen plaatsvindt;
b. Winstuitkeringen;
c. Hetgeen wordt genoten ter zake van afkoop;
d. Hetgeen wordt genoten ter zake van vervreemding of onherroepelijk worden van de begunstiging;
e. Teruggaven van verschuldigd betaalde premies.
In geval van onderdeel d wordt de saldo methode toegepast, zodat alleen de rente wordt belast die in de bezitsperiode is aangegroeid. Dit leidt weer uitzondering indien de verkrijger of begunstigde van de polis binnenlandsbelastingplichtig is en de polis geen deel uit gaat maken van het ondernemingsvermogen van de verkrijger of begunstigde. Daarnaast bestaat er een uitzondering voor de polissen die niet meer uitkeren van Nafl. 15.000.
Wordt de polis ingebracht in een onderneming, dan wordt dit gelijkgesteld met een vervreemding.
 
Het rente element in de kapitaalsuitkering uit levensverzekeringen wordt bepaald door op de uitkeringen de in het verleden betaalde premies in mindering te brengen.
 
II.b. Rente overheidsobligaties
De vrijstelling voor de rente genoten op overheidsobligaties komt te vervallen voor obligaties die worden uitgegeven na 1 januari 2015
 
II.c. Vervroegde afschrijving
De mogelijkheid tot vervroegde afschrijving komt per 1 januari 2016 te vervallen.
T/m 2015 is het nog mogelijk om 1/3e van de aanschaffingskosten of voortbrengingskosten van bedrijfsmiddelen vervroegd af te schrijven.
 
II.d. Investeringsaftrek
Onder de huidige regeling kan gedurende 2 opeenvolgende jaren een investeringsaftrek worden geclaimd van 8% voor roerende zaken en 12% voor onroerende zaken mits de omvang van de investeringen in een kalenderjaar meer dan Nafl. 5.000 bedraagt. Indien binnen 6 jaar (15 jaar voor onroerende goederen) na aanvang het jaar van investeren er een desinvestering plaatsvindt (de roerende of onroerende zaken worden verkocht) moet er gedurende 2 opvolgende jaren een desinvesteringsbijtelling plaatsvinden van 8% respectievelijk 12% berekend over de overdrachtsprijs.
 
Vanaf 1 januari 2015 geldt er nog slechts één percentage voor investeringsaftrek, te weten 10% mits binnen het kalenderjaar voor meer dan Nafl. 5.000 wordt geïnvesteerd.
In geval van desinvesteren binnen 6 jaar na aanvang van het jaar van investeren (15 jaar voor onroerende goederen) wordt een desinvesteringsbijtelling van 10% over de overdrachtsprijs verschuldigd. Evenals onder de huidige regeling kan is de desinvesteringsbijtelling nooit groter dan het bedrag van de genoten investeringsaftrek.
 
Voor investering in onderhoud en verbetering van monumentenpanden wordt de investeringsaftrek gesteld op 25%.
 
Voor investeringen gedaan vóór 2015 geldt nog de huidige regeling. Desinvesteringen gedaan voor investeringen gedaan vóór 2015 vallen ook nog onder de huidige regeling.
 
II.e. Afschrijving gebouwen
Zie onderdeel III.g. onder winstbelasting.
 
II.f. Beperkt aftrekbare kosten
De kosten die verband houden met giften, relatiegeschenken, cursussen, congressen, seminars, symposia etc. zijn volledig aftrekbaar. De reis- en verblijfskosten die verband houden met cursussen, congressen, seminars, symposia zijn voor 80% aftrekbaar. Hetzelfde geldt voor de kosten voor voedsel, drank en genotsmiddelen. De kosten voor representatie zijn niet langer aftrekbaar.
 
Geen aftrekbeperking geldt voor ondernemers die zich bezig houden met het vervaardigen of verhandelen van relatiegeschenken of het verzorgen van maaltijden.
 
II.g. Aanmerkelijk belang
De vervreemding van koopopties wordt toegevoegd aan het aanmerkelijk belang. De koopopties wordt ook toegevoegd aan de fictieve vervreemding. Door deze wijzigingen zal, indien de opties recht geven tot verwerven van ten minste 5% van het geplaatste aandelenkapitaal, bij het vervreemden van koopopties moeten worden afgerekend over de vervreemdingswinst. Hetzelfde geldt indien er sprake is van een fictieve vervreemding, bijvoorbeeld bij emigratie of indien er geen sprake mee is van een aanmerkelijk belang.
 
II.h. Giftenaftrek
De giftenaftrek wordt aangepast. De grens voor de aftrekbare giften wordt gewijzigd in 1% van het inkomen en mits de giften meer bedragen dan Nafl. 500.
 
II.i. Onderhoudskosten eigen woning
De aftrek voor onderhoudskosten van de eigen woning komt per 1 januari 2015 te vervallen. De onderhoudskosten voor woningen die zijn aangewezen als monument op grond van de Monumenteneilandsverordening Curaçao blijft bestaan.
 
II.j. Premies voor brand en natuurrampenverzekering
De aftrek van premies voor brand en natuurrampverzekeringen komt per 1 januari 2016 te vervallen.
 
II.k. Studieleningen
Per 1 januari 2015 wordt het mogelijk om gedurende 10 jaar jaarlijks Nafl. 10.000 af te trekken in verband met rente van schulden en kosten van geldleningen en aflossingen van schulden die zijn aangegaan ter financiering van een opleiding of studie voor een beroep. Het gaat hier om zowel de rente als de aflossing die gezamenlijk voor maximaal Nafl. 10.000 per jaar aftrekbaar zijn. Over een periode van 10 jaar kan dan maximaal Nafl. 100.000 aan rente en aflossingen worden afgetrokken.
 
Uit de memorie van toelichting blijkt dat het om een reële schuld moet gaan. Dit betekent dat tegenover de schuld geen vermogen mag staan ten tijde van het aangaan van de lening.
 
Daarnaast moeten rente en aflossing op de belastingplichtige drukken. Wordt de studieschuld afgelost door bijvoorbeeld de werkgever dan drukt in zoverre de aflossing niet op de belastingplichtige.
 
II.l. Premie Basisverzekering ziektekosten (“BVZ”)
Vanaf 1 januari 2015 is het niet langer mogelijk de premie BVZ als buitengewone last aan te merken. De premie BVZ is dus niet langer aftrekbaar.
 
II.m. Tarieven
Het tabeltarief in de inkomstenbelasting worden per 1 januari 2015 verlaagd.
Inkomen uit roerend kapitaal (zoals rente in kapitaalsverzekeringen, rente op buitenlandse bankrekeningen), periodieke uitkeringen uit een trust of stichting particulier fond en eenmalige uitkeringen verkregen van een trust of stichting particulier fonds worden belast tegen een bijzonder tarief van 19.5%.
Het tabel tarief mag worden toegepast indien dit tot een lagere uitkomst leidt. Toepassing van het tabel tarief zal gunstig zijn bij uitkeringen tot ongeveer Nafl. 41.500.
 
Per 1 januari 2016 zal het tabeltarief in de inkomstenbelasting verder worden verlaagd.
Ook de basiskortingen worden per 1 januari 2015 en 1 januari 2016 verder verhoogd. Niet ingezetenen hebben per 1 januari 2015 geen recht meer op de basiskorting.
 
III. Winstbelasting (“WB”)
III.a. Tarief
Het tarief wordt als volgt gewijzigd:
- 25% per 1 januari 2015;
- 22% per 1 januari 2016
 
III.b. De vrijgestelde vennootschap
Het regime van de vrijgestelde vennootschap wordt per 1 januari 2015 aangepast. Vanaf die datum zal naast de besloten vennootschap ook de naamloze vennootschap in aanmerking kunnen komen voor de vrijgestelde status. De eisen waaraan de naamloze vennootschap moet voldoen om voor de vrijgestelde status in aanmerking te komen zijn dezelfde als die nu gelden voor de besloten vennootschap.
 
In de deskundige verklaring moet melding worden gemaakt van het feit dat als de vrijgestelde vennootschap dividenden heeft ontvangen van een niet in Nederland, Aruba, St. Maarten of de BES-eilanden gevestigde vennootschap, dat deze vennootschap is onderworpen aan een belasting die aldaar in enige vorm naar de winst wordt geheven en vergelijkbaar is met de Curaçaose winstbelasting. Een tarief gelijk aan 50% van het Curaçaose winstbelastingtarief wordt onder de huidige regeling geacht in overeenstemming te zijn met de Curaçaose winstbelasting.
 
Vanaf 1 januari 2015 moet de dochtermaatschappij die de dividenden betaald zijn onderworpen aan een belasting die in enige vorm naar de winst wordt geheven waarvan het nominale tarief ten minste 10% bedraagt dan wel vergelijkbaar is met de Curaçaose winstbelasting.
 
III.c. Doelvermogens
De definitie van doelvermogens wordt uitgebreid naar het fonds voor gemene rekening en de NV en de BV die voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de vrijgestelde status. Op verzoek aan de inspecteur kunnen vanaf 1 januari 2015 ook deze lichamen als doelvermogen worden aangemerkt waardoor deze in de heffing van de winstbelasting worden betrokken. De belastinggrondslag wordt vastgesteld op 10/T van de belastbare winst, waarbij T staat voor het belastingtarief in het kalenderjaar. Deze belastinggrondslag wordt tegen het normale tarief belast waardoor de effectieve heffing 10% bedraagt.
 
Evenals bij de vrijgestelde vennootschap gaat bij nieuw opgerichte vennootschappen, trusts of stichtingen particulier fonds de status van doelvermogen in per oprichtingsdatum als het verzoek daartoe wordt ingediend binnen 3 maanden na oprichting. In alle andere gevallen zal de status van doelvermogen ingaan op de eerste dag van het boekjaar volgend op het boekjaar waarin het verzoek is ingediend. De status van doelvermogen geldt voor een periode van 3 jaar en kan daarna op verzoek worden verlengd.
 
III.d. Overgang naar transparante status en vice versa van transparante status naar belaste status
In de huidige winstbelasting is een bepaling opgenomen op grond waarvan een bestaande vennootschap zijn bezittingen en schulden moet herwaarderen op de waarde in het economisch verkeer indien de vrijgestelde status wordt aangevraagd. Andersom, indien de vrijgestelde status wordt opgegeven voor de belaste status geldt hetzelfde. Deze regeling wordt van 1 januari 2015 ook van toepassing op belaste vennootschappen die de transparante status aanvragen en op transparante vennootschappen die hun transparante status verliezen.
 
III.e. Vervroegde afschrijving
Zie onderdeel II.c. onder inkomstenbelasting.
 
III.f. Investeringsaftrek
Zie onderdeel II.d. onder inkomstenbelasting.
 
III.g. Afschrijving gebouwen
De afschrijvingen over gebouwen die tot het ondernemingsvermogen behoren of tot het vermogen van een lichaam wordt per 1 januari 2016 ingrijpend gewijzigd.
Kortgezegd kan er thans jaarlijks ongeveer 2-2.5% worden afgeschreven over de waarde van het onroerend goed exclusief de ondergrond met in achtneming van een restwaarde van 10%.
 
Vanaf 1 januari 2016 kan er alleen nog maar worden afgeschreven indien de boekwaarde hoger is dan de bodemwaarde van het pand en bedraagt maximaal het verschil tussen deze 2 waarden.
De bodemwaarde van een onroerend goed bedraagt 50% van de waarde van de onroerende zaakbelasting (de “OZB-waarde”).
 
Tot het gebouw wordt niet alleen gerekend de opstal en ondergrond maar ook door zaken die duurzaam met de opstal zijn verbonden en die niet zonder beschadiging van het opstal verwijderd kunnen worden. Een waardestijging van de grond kan dus leiden tot een beperking van de afschrijving omdat de bodemwaarde eerder wordt bereikt.
 
In veel gevallen zal de OZB waarde kunnen worden afgeleid uit de aanslag onroerendezaakbelasting.
 
De aanslag onroerendezaakbelasting voor het kalenderjaar is maatgevend voor de bepaling van de OZB-waarde in het betreffende kalenderjaar.
 
Ontbreken de aanslagen dan moet de belastingplichtige zelf de waarde bepalen conform de bepalingen van de onroerendezaakbelasting.
 
Ingeval van mede-eigendom wordt de waarde naar rato van het eigendomsbezit gesplitst over de eigenaren.
 
Indien het eigendom van de opstal en de eigendom van de grond in handen zijn van verschillende personen kan de OZB-waarde niet als uitgangspunt worden genomen. In dat geval wordt de OZB-waarde verminderd met de waarde die kan worden toegerekend aan de ondergrond. De aldus herleide OZB-waarde vormt uitgangspunt voor het berekenen van de bodemwaarde.
 
Investeringen in onroerende goederen gedaan door een belastingplichtige en een met de belastingplichtige verbonden persoon of lichaam worden gezien als een investering door één en dezelfde persoon. De afschrijving wordt in dat geval bepaald als ware de investering gedaan door één en dezelfde persoon.
 
III.g.1. Overgangsregeling afschrijving onroerende goederen
Recente investeringen
Op gebouwen waarop de belastingplichtige nog geen 3 jaren heeft afgeschreven mag de thans toegepaste afschrijving worden voortgezet totdat de 3 jaar volledig vol is.
Met andere woorden, op een gebouw dat op 1 januari 2014 is aangekocht en waarop 2% wordt afgeschreven mag na de inwerkingtreding van het nieuwe afschrijvingssysteem per 1-1-2016 nog t/m 31 december 2016 het ‘oude’ regime volgen en gedurende 2016 nog 2% afschrijven.
 
Boekwaarde van het gebouw lager dan de bodemwaarde
Er hoeft geen herwaardering plaats te vinden indien op 1 januari 2016 de boekwaarde van het gebouw lager is dan de bodemwaarde van het gebouw.
 
III.h. Beperking aftrek rente leningen vrijgestelde vennootschap
De beperking voor de aftrek van rente die betaald wordt aan een vrijgestelde vennootschap wordt ook van toepassing op de rente die wordt betaald aan tot hetzelfde concern behorende buitenlandse vennootschap die niet is onderworpen aan een belasting die in enige vorm naar de winst wordt geheven.
Dit betekent dat ook de rente die betaald wordt aan een tot eenzelfde concern behorend buitenlands lichaam dat niet onderworpen aan een belasting die in enige vorm naar de winst wordt geheven is niet langer aftrekbaar is indien de schuld meer bedraagt van 3x het eigen vermogen van de schuldenaar. Deze regeling gold al voor schulden aangegaan bij een tot hetzelfde concern behorende vrijgestelde vennootschap.
 
III.i. Beperkt aftrekbare kosten
Wij verwijzen naar hetgeen hierover is vermeld bij de inkomstenbelasting.
 
III.j. Deelnemingsvrijstelling
De deelnemingsvrijstelling zal ook van toepassing zijn op een deelneming in een fonds voor gemene rekening indien de vennootschap ten minste 5% van de in omloop zijnde participaties houdt. Hetzelfde geldt voor buitenlandse fondsen voor gemene rekening mits aldaar onderworpen naar een belastingheffing naar de winst of buitenlands belastingregime dat vergelijkbaar is aan het Curaçaose belastingregime.
 
Dividenden ontvangen van passieve deelnemingen worden belast tegen een effectief tarief van 10%. Om te voorkomen dat bij iedere tariefswijziging de bepaling moet worden aangepast is opgenomen dat de dividenden voor 10/T deel in aanmerking worden genomen, waarbij T staat voor het tarief dat in het betreffende jaar van toepassing is.
 
Een van de cumulatieve vereisten waaraan moet zijn voldaan om als “passieve” deelneming te worden aangemerkt is dat de deelneming niet onderworpen is aan een belastingheffing die in enige vorm van naar de winst wordt geheven. Hieraan wordt toegevoegd de belastingregimes die vergelijkbaar zijn met de het Curaçaose belastingregime.
 
III.k. Buitenlandse vaste inrichting
De “passieve” winsten van buitenlandse inrichtingen worden thans belast tegen een effectief tarief van 10%. Zoals ook bij de deelnemingsvrijstelling is opgemerkt wordt, om te voorkomen dat deze bepaling bij iedere tariefswijziging moet worden aangepast, opgenomen dat passief inkomen voor 10/T deel in aanmerking wordt genomen, waarbij T staat voor het tarief dat in het betreffende jaar van toepassing is.
 
IV. Loonbelasting
IV.a. Uitzendkrachten
Door het opnemen van de uitzendkrachten onder de fictieve dienstbetrekking wordt bewerkstelligd dat het uitzendbureau als inhoudingsplichtige wordt aangemerkt en niet de inlener. Het is een formalisering van hetgeen in de praktijk al wordt toegepast.
 
IV.b. Stagiaires
Ook de stagiaires worden vanaf 1 januari 2015 onder de fictieve dienstbetrekking gebracht. Voorwaarde is wel dat een beloning wordt genoten die niet alleen bestaat uit het ontvangen van onderricht.
 
Het begrip stagiaire is ruim. Hieronder vallen o.a. degene die als leerling van een instelling van onderwijs praktisch werkzaam is en degene die aan een bedrijfsschool opleiding ontvangt.
Is er sprake van een fictieve dienstbetrekking dan is de stage verlener inhoudingsplichtig.
 
IV.c. Gebruikelijk loon
Per 1 januari 2015 wordt de gebruikelijkloonregeling ingevoerd door directeur- grootaandeelhouders (“DGA’s”). De regeling dient mede te voorkomen dat de DGA’s zichzelf niet verlonen of een laag loon opnemen. Hierdoor is de winst weliswaar hoger, maar deze winst kan dan als dividend tegen het bijzondere tarief van 19.5% worden genoten. Indien de forfaitaire rendementsregeling in de inkomstenbelasting van toepassing is op de DGA is het nog gunstiger om af te zien van loon en de winst onder de forfaitaire rendementsregeling uit te keren.
 
Op grond van de gebruikelijkloonregeling wordt het bruto jaarloon gesteld op
a. 50% van de omzet van de vennootschap; of
b. Nafl. 50.000 indien de omzet meer bedraagt dan Nafl. 100.000;
c. Een lager bedrag dat in vergelijkbare dienstbetrekkingen betaald wordt indien er geen sprake zou zijn van een aanmerkelijk belang;
d. Een bedrag dat niet lager is dan het hoogste loon van andere werknemers die in dienstbetrekking staan van de werkgever. Indien in een situatie waarin er geen sprake is van een aanmerkelijk belang er een lager loon wordt betaald dan het loon van de hoogst betaalde werknemer, dan wordt de beloning vastgesteld op een bedrag niet dat niet voor meer dan 30% afwijkt van hetgeen gebruikelijk is maar bedraagt nooit minder dan het loon als berekend onder a. en b. hiervoor.
 
Werkt de DGA voor meerdere ondernemingen, bijvoorbeeld meerdere dochtermaatschappijen, dan moet worden uitgegaan van de totale omzet, zodat slechts 1 salaris in aanmerking hoeft te worden genomen.
 
Voor startende ondernemers geldt een versoepeling voor het jaar van oprichting en de daarop 3 volgende jaren. Het loon wordt op verzoek gesteld op de commerciële winst indien deze lager is dan de onder a. t/m d. hiervoor genoemde grenzen, doch het salaris wordt nooit lager gesteld dan nihil.
 
De gebruikelijkloonregeling is niet van toepassing op (i) de vrijgestelde vennootschap, (ii) doelvermogens, (iii) verzekeringsmaatschappijen, vennootschappen waarop de exportregeling van toepassing is en vennootschappen waarop de scheep- en luchtvaartregeling in de Landsverordening op de winstbelasting van toepassing is, (iv) vennootschappen die kwalificeren voor de overgangsregeling voor offshore vennootschappen, (v) E-zone vennootschappen.
 
De gebruikelijkloonregeling is eveneens niet van toepassing op de bestuurder of commissaris van een op Curaçao gevestigd lichaam.
 
De gebruikelijkloonregeling is evenmin van toepassing indien het loon op basis van de onderdelen a. en b. hiervoor niet meer bedraagt dan Nafl. 12.500 per jaar.
 
IV.d. Regeling af te staan loon.
De regeling af te staan loon voorziet in een regeling waarbij niet per dienstbetrekking loonbelasting en sociale premies hoeven te worden afgedragen. Een voorbeeld van een regeling af te staan loon is de medewerker van een trustkantoor die als directeur van bij een van de klanten van het trustkantoor is benoemd en de beloning moet afstaan aan het trustkantoor. In zo’n geval geniet hij alleen loon uit hoofde van zijn dienstbetrekking als werknemer van het trustkantoor.
 
Hetzelfde geldt in de gevallen dat iemand die in dienst is van de holding en tevens werknemer is van tot hetzelfde concern behorende vennootschappen.
 
De regeling af te staan loon is alleen van toepassing indien:
a. de inhoudingsplichtige en de werknemer beide in Curaçao gevestigd c.q. woonachtig zijn;
b. de inhoudingsplichtige het loon direct betaald aan de andere inhoudingsplichtige;
 
Daarnaast is er nog de situatie van “gedeeld loon” waarbij een werknemer, via zijn holding, tezamen met anderen, die eveneens via hun holding, deelnemen in een praktijk-BV. Dit komt vaak voor bij o.a. artsen, advocaten en andere vrije beroepsbeoefenaren. Ieder der werknemers is in dienst van zijn eigen holding die inhoudingsplichtige is. De praktijk-BV betaalt het salaris aan de verschillende holdings. De regeling is echter alleen van toepassing indien de samenwerking en participatie van de holdings in de praktijk-BV op één lijn kan worden gesteld met de vennoten in een personenvennootschap, zoals een vof of maatschap.
De regeling is ook van toepassing op niet op Curaçao wonende werknemers mits het heffingsrecht niet verloren gaat. Dit zal het geval zijn indien onder een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen Curaçao en het woonland van de werknemer de heffing over de beloning is toegewezen aan Curaçao.
 
De regeling af te staan loon is alleen van toepassing op gezamenlijk verzoek van de inhoudingsplichtige en de inhoudingsplichtige die het loon afstaat aan de andere inhoudingsplichtige. De inspecteur beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking.
 
IV.e. Studieschuld
Vergoedingen voor aflossing van studieschulden van de werknemer door de inhoudingsplichtige worden niet tot het loon gerekend indien deze jaarlijks niet meer bedragen dan Nafl. 10.000 en duur niet meer bedraagt dan 10 jaar.
Ingeval de werknemer van zijn werkgever een bijdrage krijgt voor de aflossing van zijn studieschuld kan de werknemer deze kosten niet aftrekken in de inkomstenbelasting.
 
V. Renseignering
De verzekeraars krijgen de verplichting gegevens die van belang zijn voor de heffing van inkomstenbelasting, loonbelasting en successiebelasting automatisch door te geven aan de belastingdienst. U kunt daarbij bijvoorbeeld denken aan de rente component in de kapitaalsverzekering of de belastbare component van een lijfrente-uitkering.
 
Een nadere ministeriele regeling zal hiertoe binnenkort worden gepubliceerd.
 
VI. Landsverordening regelende de inhouding van inkomstenbelasting
op rente-inkomen
Op grond van de nieuwe Landsverordening regelende de inhouding van inkomstenbelasting op rente-inkomen moeten de banken 8.5% rentebelasting inhouden op de rente die de banken bijschrijven op de bankrekeningen van hun rekeninghouders. Het gaat in dit geval om de bankrekeningen van natuurlijke personen.
De banken houden de 8.5% rentebelasting in op de rente inkomsten van de rekeninghouders en dragen dit per kwartaal af aan de Ontvanger.
 
Deze bronbelasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting en kan dus met de inkomstenbelasting worden verrekend.
 
De rente-inkomsten tellen niet mee voor het inkomen voor de BVZ, AOV, AWW en AVBZ.
 
 
 
By Emile G. Steevensz
 
Steevensz|Beckers Tax Lawyers
 
E.   This email address is being protected from spambots. You need JavaScript enabled to view it.
 
disclaimer
This Publication contains general information only, and Steevensz|Beckers Belastingadviseurs, its member firms or related parties (collectively referred to as Steevensz|Beckers) are not, by means of this publication, rendering professional advice or services. Although we endeavor to provide accurate and timely information there can be no guarantee that such information is accurate as of the date it is received or that it will continue to be accurate in the future. Before making any decision or taking any action that may affect your finances or your business you should consult a qualified professional advisor. No entity of Steevensz|Beckers shall be responsible for any loss whatsoever sustained by any person who relies on this publication.
 

Lawyer Roeland Zwanikken considers legal action against ABN AMRO Bank

THE HAGUE--Attorney-at-law Roeland Zwanikken at St. Maarten’s BZSE law office is considering legal action against the intention of the Dutch ABN AMRO Bank to close the bank accounts of its clients in the Dutch Caribbean.

Fiscaal onderzoek bij notariskantoren vinden doorgang

In het Antilliaans Dagblad: Fiscaal onderzoek bij notariskantoren
WILLEMSTAD – De fiscale onderzoeken bij de notarissen vonden en vinden, ondanks de beperkingen van Covid-19, weer doorgang en de medewerking aan de kant van notarissen en adviseurs is daarbij ‘over het algemeen goed’.

Juridische miljoenenstrijd tussen BNP Paribas en Italiaanse prinses verhardt

  • Bezit van Italiaanse Crociani-familie op Curaçao mag van rechter worden verkocht
  • De Crociani's ruziën al jaren met BNP Paribas over een claim van $100 mln
  • Curaçaos trustkantoor United Trust heeft 'geen enkele relatie meer' met Camilla Crociani
Een Italiaanse prinses met zakelijke belangen in Nederland heeft het onderspit gedolven bij diverse rechtbanken in een langslepend conflict met zakenbank BNP Paribas.