Belangrijkste Fiscale Maatregelen regeerakkoord Nederland

November 09, 2012 11:13 AM

NETHERLANDS - Mark Rutte en Diederik Samsom hebben op maandag 29 oktober 2012 namens VVD en PvdA een regeerakkoord met elkaar gesloten onder de titel “Bruggen bouwen”. Dit akkoord moet nog door (de fracties van) beide partijen worden goedgekeurd.

• De AOW-leeftijd wordt geleidelijk verhoogd tot 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Daarna wordt hij gekoppeld aan de levensverwachting. De verhoging is sneller dan voorzien in de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd, die tot stand gekomen is naar aanleiding van het begrotingsakkoord van april 2012. Dit gaat uit van een verhoging tot 66 jaar in 2019 en 67 jaar in 2023. Voor wie op 1 januari 2013 deelneemt aan een VUT- of prepensioenregeling, komt er een overgangsregeling.
• De pensioenopbouwpercentages worden met 0,4% verlaagd. Werknemers kunnen dan nog slechts een ouderdomspensioen opbouwen met voor de belastingheffing een vrijstelling van de aanspraak en een aftrek van de eigen bijdrage, indien de opbouw niet meer bedraagt dan 1,5% per jaar bij een ouderdomspensioen op basis van eindloon en 1,75% per jaar bij een ouderdomspensioen op basis van middelloon.
• Voor het deel van het inkomen boven € 100.000 kan in geen geval meer met fiscale faciliteiten ouderdomspensioen worden opgebouwd.
• Voor werknemers tussen 61 en 65 jaar met een laag inkomen komt er een doorwerkbonus. De doorwerkbonus is bedoeld om deze werknemers in staat te stellen eerder met pensioen te gaan. Die werknemers moeten daardoor vanaf 2021, als de AOW-leeftijd 67 jaar is geworden, gemiddeld 1,5 jaar eerder met pensioen kunnen gaan.
• De vitaliteitsregeling wordt niet ingevoerd. Bekeken wordt nog of de overgangsregeling voor wie op 31 december 2011 deelnam aan een levensloopregeling, aangepast moet worden. Wie op 31 december 2011 een levenslooptegoed had opgebouwd van € 3000 of meer, kan volgens de huidige overgangsregeling ook na 2011 nog met de levensloopregeling doorgaan. Het is mogelijk dat dit anders wordt.
• De kinderregelingen worden versoberd. De bestaande negen kinderregelingen worden teruggebracht tot maximaal vier. Daarvan zijn er twee gericht op inkomensondersteuning (Algemene Kinderbijslagwet en Wet Kindgebonden Budget) en twee op participatiebevordering (inkomensafhankelijke combinatiekorting) en kinderopvangtoeslag).
• De arbeidskorting wordt verhoogd tot € 500 per jaar in 2017.
• In 2015 wordt er voor ondernemers in de inkomstenbelasting een winstbox ingevoerd. Deze moet het verschil in belastingdruk tussen werknemers en ondernemers verminderen. Dit gebeurt door een afschaffing dan wel versobering van ondernemersfaciliteiten die gekoppeld zijn aan het urencriterium. Het gaat om de zelfstandigenaftrek, de fiscale oudedagsreserve, de meewerkaftrek, de startersaftrekken en de S&O-aftrek. Het urencriterium komt te vervallen.
• Generieke fiscale maatregelen om innovatie te stimuleren (S&O-afdrachtvermindering, RDA, innovatiebox) worden beperkt.
• Het kleinschalig duurzaam opwekken van zonne-energie waarvoor geen rijkssubsidie wordt ontvangen, wordt door middel van de energiebelasting op elektriciteit fiscaal gestimuleerd.
• De zorgtoeslag verdwijnt. De zorgverzekeringspremie wordt inkomensafhankelijk. De nominale premie moet in 2017 € 400 gaan bedragen. Daarna blijft de verhouding tussen nominale en inkomensafhankelijke premie constant. De inkomensafhankelijke premie wordt geheven vanaf het wettelijke minimumloon, inclusief vakantiegeld, tot een grens van 2 x modaal. Het tarief wordt geharmoniseerd. Het bestaande eigen risico wordt omgezet in een inkomensafhankelijk eigen risico. De zorgkosten blijven gelijk verdeeld tussen werkgevers en werknemers. De inkomensafhankelijke bijdrage gaat eveneens omhoog naar 2 x modaal. Zowel de heffing van de inkomensafhankelijke premie als de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage wordt uitgevoerd door de Belastingdienst. Vanaf 2013 wordt, op grond van de Wet uniformering loonbegrip, de inkomensafhankelijke bijdrage een heffing van werkgevers.
• In het bestuursrecht wordt het mogelijk gemaakt om digitaal te procederen.
• De huurtoeslag blijft in stand. De jaarlijkse wettelijke huurverhoging wordt gedifferentieerd. Voor huurders met een inkomen per huishouden van € 33.000 wordt de verhoging 1,5% plus inflatie; voor huurders met een inkomen per huishouden tussen € 33.000 en € 43.000 2,5% plus inflatie en daarboven 6,5% plus inflatie.
• Het belastingvoordeel van de hypotheekrenteaftrek wordt beperkt, zowel voor nieuwe als bestaande gevallen. De aftrek in de hoogste (vierde) tariefschijf wordt in stappen van 0,5% per jaar verlaagd tot het percentage van de derde tariefschijf.
• Wie bij verkoop van zijn woning met een restschuld blijft zitten, kan de rente daarop onder voorwaarden nog gedurende maximaal vijf jaar van zijn inkomen aftrekken.
• Tegenover de beperking van het belastingvoordeel van de hypotheekrenteaftrek komt een verlaging van het inkomstenbelastingtarief in de hoogste schijf te staan. Tegelijkertijd wordt de lengte van de derde tariefschijf verlengd.
• In verband met de afschaffing van de zorgtoeslag wordt het inkomstenbelastingtarief van de tweede en derde tariefschijf met 4,05% verlaagd.
• De Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg), de aftrek van specifieke zorgkosten voor de inkomstenbelasting, de Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten en de Compensatie Eigen Risico worden afgeschaft. Daarvoor in de plaats komen andere regelingen die moeten worden uitgevoerd door de gemeenten.
• In het Belastingplan 2013 is voorgesteld om het algemene forfait van de werkkostenregeling met 0,1% te verhogen. Deze verhoging gaat niet door.
• De kilometerheffing wordt niet ingevoerd.
• De forensentaks (Wet fiscale behandeling woon-werkverkeer) wordt niet ingevoerd. Alle maatregelen uit dat wetsvoorstel (heffing over kostenvergoedingen woon-werkverkeer; invoering van het autokostenforfait voor leaseauto’s; afschaffing van de reiskostenaftrek in de inkomstenbelasting) gaan niet door.
• De vrijstelling van motorrijtuigenbelasting voor oldtimers komt te vervallen.
• Er komt een boete bij te laat betalen van de motorrijtuigenbelasting. Die boete wordt € 50. Bij een tweede verzuim wordt de boete € 100; bij een derde verzuim € 150.
• Het percentage van de belastingrente voor de vennootschapsbelasting wordt gekoppeld aan de wettelijke rente voor handelstransacties met een ondergrens van 8%. Voor de overige belastingen en de invorderingsrente blijft het rentepercentage gekoppeld aan de wettelijke rente voor niet-handelstransacties met een ondergrens van 4%.
• In het Belastingplan 2013 is voorgesteld dat ondernemers onder bepaalde voorwaarden tot een bedrag van maximaal € 12.000 uitstel voor de afdracht van btw kunnen krijgen. Dit bedrag wordt verhoogd naar € 20.000.
• Het BTW-compensatiefonds wordt met ingang van 2015 afgeschaft.
• De assurantiebelasting gaat met ingang van 1 april 2013 van 9,7% naar 21%.