ORANJESTAD - Salarisverhoging met terugwerkende kracht leidt niet tot aanpassing van de pensioengrondslag met terugwerkende krachtDat heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba in haar uitspraak van 24 mei 2016 bepaald.

 

Wat was de zaak?

 

Vier werknemers zijn allen werkzaam bij de Stichting Verstandelijk Gehandicapten Aruba. Zij namen alle vier deel aan de pensioenregeling van de Stichting die is ondergebracht bij verzekeraar Ennia Caribe Leven N.V. In artikel 4 van het pensioenreglement is ten aanzien van het jaarsalaris en de pensioengrondslag bepaald, dat het jaarsalaris op de dag van opneming en vervolgens jaarlijks op 1 januari voor elke deelnemer wordt vastgesteld.

 

Bij brief van 7 maart 2008 heeft de Minister van Onderwijs, Sociale zeken en Infrastructuur van Aruba aan appellanten bericht dat zij met terugwerkende kracht als volgt worden ingeschaald:

* 1 februari 2003 schaal 7, dienstjaar 9 Afl. 3.940,-= datum bevordering * 1 februari 2005 schaal 7, dienstjaar 11 Afl. 4.130,- = periodieke verhoging * 1 februari 2007 schaal 7, dienstjaar 13 Afl. 4.295,- = maximum in deze schaal

 

De vier werknemers hebben de Stichting verzocht de verzekeraar Ennia te instrueren om het jaarsalaris dat volgens het pensioenreglement gebruikt wordt om de pensioengrondslag vast te stellen met terugwerkende kracht te verhogen conform de salarisverhogingen.

 

Het Hof oordeelt dat een taalkundige uitleg van artikel 4 van het pensioenreglement meebrengt dat het daar bedoelde salaris, dat wil zeggen het salaris dat volgens het pensioenreglement gebruikt wordt om de pensioengrondslag vast te stellen, niet met terugwerkende kracht kan worden verhoogd. Die uitleg strookt volgens het Hof niet met de aard van het pensioenreglement. Volgens het Hof heeft een pensioen naast een spaarelement ook een risico element, verband houdend met onzekerheid over de vraag wanneer de deelnemers zullen overlijden. Indien met terugwerkende kracht het jaarsalaris zou worden verhoogd dat volgens het pensioenreglement gebruikt wordt om de pensioengrondslag vast te stellen, leidt dat ertoe, aldus het Hof, dat premies moeten worden betaald voor een periode die reeds is verstreken en waarvan dus reeds vaststaat of in die periode deelnemers zijn overleden, en zo ja, wie en op welke datum. Dit past volgens het Hof niet bij de aard van het pensioenreglement.

 

Het Hof stelt verder vast dat er geen feiten en omstandigheden zijn gesteld of gebleken op grond waarvan de werknemers redelijkerwijs mochten verwachten dat de Stichting en Ennia redelijkerwijs moesten begrijpen dat indien het jaarsalaris met terugwerkende kracht wordt verhoogd, ook de pensioengrondslag met terugwerkende kracht zou moeten worden verhoogd.

 

De omstandigheid dat het verwerken van mutaties, zoals een salariswijziging met terugwerkende kracht, in de administratie van Ennia mogelijk is, maakt het voorstaande volgens het Hof niet anders. Aanpassingen in de administratie zijn volgens het Hof immers benodigd bijvoorbeeld voor het geval salariswijzigingen correct en tijdig aan  Ennia zijn doorgegeven, maar Ennia deze zelf verkeerd heeft verwerkt. De technische mogelijkheid de salarissen te wijzigen maakt volgens het Hof niet dat het pensioenreglement anders uitgelegd moet worden dan hiervoor is overwogen.

 

De rechter oordeelt tot slot dat het mogelijk is dat de Stichting als werkgever gehouden is de werknemers -ook wat betreft de pensioenopbouw- in een situatie te brengen die vergelijkbaar is met de hypothetische situatie waarin zij zouden hebben verkeerd indien de salarisverhogingen van 1 februari 2003, 1 februari 2005 en 1 februari 2007 niet achteraf met terugwerkende kracht, maar op die data zelf daadwerkelijk zouden zijn ingevoerd. Dit kan echter in hoger beroep volgens het Hof niet worden onderzocht.

 

 

Uitspraak ECLI:NL:OGHACMB:2016:48