Aandacht voor terugkoppeling na aangiftes

 

DEN HAAG — De procedure voor het doen van een aangifte bij de politie in Caribisch Nederland is de afgelopen twee jaar flink verbeterd, maar mensen die een aangifte doen horen er weinig van terug. Dat blijkt uit een onderzoek voor de Raad van de Rechthandhaving. Minister Ivo Opstelten van Justitie schrijft dat de terugkoppeling inmiddels de aandacht heeft van de korpschef.

 

De Raad voor de Rechtshandhaving is over het algemeen positief over de vooruitgang die geboekt is. In 2014 werd veel beter bepaald welke aangiftes prioriteit hebben en wie de verantwoordelijkheid dragen dan in 2012. Ook de ruimte waar burgers aangifte kunnen doen is verbeterd. Een gebrekkige kennis van de Nederlandse taal bij politieagenten heeft wel als gevolg dat aangiftes niet de gewenste kwaliteit hebben en politieagenten worden daar te weinig op aangesproken. “Het open met elkaar bespreken van bijvoorbeeld de kwaliteit van een aangifte vraagt om een hoge mate van taakvolwassenheid, waar blijvend in geïnvesteerd moet worden”, aldus de Raad.

 

Als concreet punt van aandacht noemt de organisatie de terugkoppeling naar de burgers die aangifte hebben gedaan. “Hoewel de terugkoppelmomenten inmiddels zijn beschreven en er incidentele initiatieven zijn geweest om dit onderdeel van het aangifteproces op te pakken, is er in de praktijk sinds 2012 weinig verbeterd. De inspanningen van het KPCN, en met name de chef Intake om hier hernieuwde prioriteit aan te geven zijn dan ook zeer wenselijk.”

 

In een begeleidende brief aan de Tweede Kamer schrijft Opstelten dat de korpschef hier inmiddels mee bezig is. “Zo wordt de aangever per brief geïnformeerd over de te verwachte terugkoppeling alsmede over het Bureau Slachtofferhulp en wat dit kan betekenen voor de betrokkene.” Burgers worden vervolgens ook nog eens per e-mail geïnformeerd over de ontwikkelingen.