Interview Mr. Ir. Johannes (Joop) Komdeur door Arthur Oster
- May 12, 2009 6:12 AM
Joop heeft een magere markante kop en lijkt sprekend op M.C. Escher, de wereldberoemde Nederlandse grafische kunstenaar. Ik laat hem een zelfportret van Escher zien. Komdeur herkent zichzelf in die tekening. Hij vindt het leuk om de gelijkenis te zien. “Alleen mijn neus is niet zo krom!”
J.Komdeur M.C.Escher
De oude meester ontvangt mij in zijn woonhuis, zittend in een stoel naast het zwembad. “Helaas kan ik door mijn slechte gezondheid niet meer zwemmen. Heel vervelend, maar dat moet ik maar accepteren.” Komdeur heeft een zuurstoffles en een machine die zuurstof maakt, naast zich staan. Een dun slangetje onder z’n neus zorgt ervoor dat hij niet stikt. Toch heeft hij het soms zichtbaar benauwd en hoest hij regelmatig. Diep, zwaar en lang.
Komdeur bracht zijn jeugd door in het dorpje De Groeve, gemeente Zuidlaren in Drenthe. Zijn ouders hadden daar een huis aan de rivier de Hunze. Hij is in 1931 geboren in Delfzijl, Groningen, maar van die tijd herinnert hij zich niet veel.
J.K.: “Tot dat ik naar Delft ging, om na m’n hbs-b aan de Technische Hogeschool te gaan studeren, sprak ik met een zwaar noordelijk accent. Al in de eerste week dat ik in Delft was, werd ik door een Rotterdammer belachelijk gemaakt. Ik aarzelde geen moment en sloeg die vent hard op z’n smoel. Maar het was me wel duidelijk dat er snel iets moest veranderen om niet in meer knokpartijen verzeild te raken. Ik ben toen nagedacht over de achtergrond van m’n accent. Ik ontdekte wat het was: Noorderlingen spreken de laatste “e” van een woord dat eindigt op “en” niet uit. Die zeggen niet “praten”, maar “praatn”. Hollanders slikken daarentegen de laatste “n” in. Die zeggen dus niet “praten”, maar “praatu”. Toen ik dus wist wat het was, kon ik snel van m’n accent afkomen en sprak toen ook kort daarna, wat ze noemen, “beschaafd Nederlands".”
Komdeur koos voor Weg- en Waterbouw en studeerde in 1959 af als civiel ingenieur (Ir). Professor Berkhoudt, zijn afstudeerprofessor, had een U.N. baan op een waterbouwkundig laboratorium in Poona, India te vergeven, maar de eerste baan die Komdeur uiteindelijk kreeg, was in Londen. Daarna volgden werkzaamheden in Nederland en Chili.
J.K.: “In maart 1966 moest ik een feasibility study maken voor een vissershaven in Curaçao. Piet de Man was toen hoofd van dienst bij DOW en vroeg me hier te komen werken. In september 1966 vestigde ik me met vrouw en kinderen op Curaçao. Olaf is de enige die uiteindelijk op Curaçao is teruggekeerd. M’n andere kinderen wonen in Nederland, behalve Annemarie natuurlijk, die hier is geboren en hier ook woont. Na DOW nam het Land me begin 1969 aan als “intern deskundige”. Ik moest in die functie alle door Nederland gefinancierde projecten technisch en financieel controleren. “
J.K.: “Na vier jaar ben ik in de aannemerij gaan werken en stuitte, net als in m’n vorige functies, vaak op juridische problemen die door goedwillende advocaten niet begrepen werden. Trouwens, wij techneuten begrepen de taal van de juristen ook niet! Ik zag voor me zelf een gat in de markt en ben toen rechten gaan studeren aan de toenmalige rechtshogeschool. Dat was samen met Eva Smeets, Jacky Voges, Kees Martina en nog een paar anderen. Ik haalde toen m’n kandidaats in een jaar en studeerde uiteindelijk in iets meer dan twee jaar in 1976 af. Ik wilde eigenlijk helemaal niet de advocatuur in, maar m’n buurman op de Miraweg, Lou de Haseth, bood me een baan aan op het kantoor Zwart & De Haseth, dat toen op Pietermaai Smal zat. Inmiddels had ik in 1971 Sten ontmoet, de liefde van m’n leven, die twee jaar geleden helaas is overleden.”
Naast bouwzaken was Komdeur erg geïnteresseerd in faillissementsrecht, maar vooral in procesrecht. Hij heeft ooit ook nog twee strafzaken gedaan. J.K.: “De een was een speerduiker die een kreeft had gevangen en de ander die ik bijstond, was iemand die verdacht werd van poging tot doodslag van een politie-agent in functie. Dat was duidelijk een zwaarder delict, maar de verdachte (Piet Eddine) werd volkomen en terecht vrijgesproken toen ik meineed kon aantonen. Het was allemaal doorgestoken kaart!”
J.K.: “Na 1981 ben ik gaan samenwerken met Gerrit van Giffen, maar dat verliep uiteindelijk niet goed. Wij hadden verschillende opvattingen. Ons kantoor St. Maarten ging toen naar Gerrit en ik behield Curaçao. Per 1 januari 1998 heb ik het kantoor Curaçao aan twee medewerkers verkocht en ik bleef nog een tijdje adviseur. Op 1 april van dit jaar ben ik overgestapt naar Soliana, Bonapart & Aardenburg. Ik heb daar een kamer en werk als adviseur die de stagiaires daar begeleidt. In principe zit ik daar praktisch voor hele dagen, maar ja, als Arthur Oster mij komt interviewen, kan ik natuurlijk wel een ochtendje vrij nemen!”
A.O.: "Wat vind je van de advocatuur en de rechtspleging op Curaçao?"
J.K.: “Ach, dat was vroeger wel wat beter. Toen waren de advocaten nog heren, bij wie je met een jasje aan, ging kennismaken. De rechters waren wijze mannen met veel kennis en gezag. Ik heb alleen altijd wel wat moeite gehad met het weinig doorzichtige bij de benoeming van de Hofpresidenten. Dat liep altijd wat onduidelijk. Ja, en dan het ethische niveau van veel advocaten op Curaçao. Maar laat ik daar mijn mond maar over houden, want er zitten er een paar slechteriken bij. Nee, ik wil geen namen noemen. Ik denk wel dat eigenlijk alles vroeger veel beter was dan tegenwoordig. Ach ja, vroeger . . . “
A.O.: "Maar Joop, je huidige bestaan hangt aan een zijden draadje: aan een plastic slangetje dat aan een high tech zuurstofmaker zit. Die bestond vroeger niet!"
J.K.: (hoestend en lachend) “Ja, daar heb je wel gelijk in. Ik ben ook geen man meer van deze tijd. Ik leef al in het verleden.”
A.O.: "Welke advocaat heeft jou indertijd geïnspireerd?"
J.K.: "Ik vond Sam-Frits Le Poole een goede advocaat. Zijn wijze van betogen en zijn pleidooien waren scherp en accuraat. Maar hij had het niet altijd makkelijk. Het Hof had in die tijd op dinsdag om 11 uur de reguliere wekelijkse zitting, maar de rechters waren vaak te laat. Soms kwamen ze om half 12 of pas om kwart voor twaalf aankakken. Dan zaten de advocaten en hun cliënten maar een beetje voor aap te wachten. Omdat iedereen wist dat het Hof toch niet voor half twaalf arriveerde, riskeerde iedereen het er maar op om ook wat later te verschijnen. Op een dag kwam Sam-Frits een paar minuten over elf binnen en dacht dat hij ruim op tijd was. Hij liep direkt naar voren, want het Hof zat er al en wilde eventjes iets aangeven in de zaak waarvoor hij gekomen was. Toen zei de president: “Meneer Le Poole, U bent te laat. Uw zaak hebben we al behandeld”. Waarop Le Poole protesteerde in de geest van “ maar U bent nooit op tijd en nu houdt U mij aan een paar minuten?” De president reageerde heel nuchter: “Meneer Le Poole, U moet goed begrijpen dat U hier niets kunt doen zonder het Hof, maar het Hof best zonder U kan beslissen! De president vond Le Poole kennelijk een veel te arrogante advocaat en wilde hem een keer op z’n nummer zetten.”
A.O.: "Ben je tevreden over de rechters waar je mee te maken hebt gehad?"
J.K.: "Over het algemeen wel, maar ik heb nog steeds een nare smaak in m’n mond over het volgende: Tijdens een schorsing in een zaak waar ik bij betrokken was, gingen de wederpartij en diens advocaat even de gang op om te overleggen. De rechter maakte van hun afwezigheid gebruik om mij apart te nemen en mij erop te wijzen dat de lijst met namen van de advocaten op mijn briefpapier niet meer up-to-date was. Ik legde uit dat dat zeker aangepast zou gaan worden (het ging om het feit dat er een advocaat op stond, die inmiddels niet meer bij ons werkte), maar dat ik nog met een stapel duur postpapier zat, dat ik niet zo maar weg wilde gooien. Terecht of niet, maar die rechter begon te schelden en te tieren en ik schreeuwde terug, waarop de deur open ging en de advocaat van de wederpartij kwam even kijken wat er hier aan de hand was. Hij had het geschreeuw op de gang kunnen horen! De rechter snauwde mij toen toe: “anders zorg ik dat U voor de Raad van Toezicht komt. “ Ik schreeuwde die rechter toen toe: Daarvoor moet je GVD de guts hebben, man, om dat te doen. Dan ga je zelf zeker ook weer als voorzitter je eigen klacht behandelen!” Toen was hij stil. Waarom heb ik dat toen gezegd? Omdat hij in een tuchtzaak tegen een advocaat uit Bonaire, die ik bijstond, zelf als voorzitter van de Raad van Toezicht optrad. Dit terwijl hijzelf de klacht over de betreffende advocaat had ingediend. Het ging nota bene over het handelen van die advocaat tijdens een strafzaak, waarin hij rechter was. “
A.O.: "Hoe gaat het eigenlijk met je gezondheid? Maanden geleden belde ik je met het verzoek of ik een tekening of een schilderij van je mocht maken. Je hebt een markante kop en het leek me zo leuk om mijn kunsten eens op jou uit te proberen. Je zei me toen dat je je niet goed genoeg voelde en dat je er op dat moment niet aan moest denken om voor mij te poseren. Eind vorig jaar heb ik nogmaals contact met je opgenomen. Je zei toen letterlijk tegen me: “Arthur, ik voel me ellendig. Ik ga nu naar mijn bed en ik denk dat ik daar nooit meer uitkom. Het is een aflopende zaak met mij.“ Ik wist niet goed hoe ik moest reageren op die nogal dramatische reactie van jou. Dit was voor mij redelijk shockerend. Dat kun je je wel voorstellen. Nu maak je een redelijk montere indruk op me. Wat is er gebeurd?"
J.K.: “Ik ben broodmager en mijn gezicht is ingevallen. M’n broeken zijn te wijd geworden. Weet je, Arthur, ik dacht toen ook echt dat ik binnen een paar weken zou doodgaan. Ik heb longemfyseem en kanker. Dat wist ik. Ik was bovendien strontverkouden. Dat kwam er bovenop. De verkoudheid werd steeds erger en ontwikkelde zich tot bronchitis. Op een vrijdagmiddag in december dacht ik plotseling: Dit haal ik niet. Ik ga dit weekend kapot! Dr. Alex Saleh, die mij ook behandelt voor mijn kanker, kreeg ik aan de telefoon en hij regelde dat ik binnen een uur een zuurstoffles had. Vanaf dat moment is het weer beter met me gegaan. Ik kon toen uit de put komen, waarin ik sinds het overlijden van Sten zat. Ik vroeg me al die tijd af wat ik aan het doen was: Ik had longemfyseem, kanker, ik had het benauwd, ik was de liefde van m’n leven kwijt en voelde me ziek en ellendig. Ik zag het helemaal niet meer zitten. Ik was klaar met m’n leven. Ik kon niets meer. Daar kwam nog bij dat ik niet meer at en niet meer op m’n benen kon staan. Ik was er klaar mee. Maar met de hulp van anderen heb ik toch weer levenslust teruggevonden. Daar is wel wekenlang, dag en nacht aan gewerkt. “
“Maar nu? Tja, ik ga natuurlijk hier aan dood. Ik kijk terug op een leven waar ik misschien wel meer van had kunnen maken. Maar wie leeft er nou echt optimaal? Ik denk wel eens dat ik misschien niet had mogen scheiden met vier jonge kinderen. Maar het is wel zo, dat ik daar geen seconde spijt van heb gehad. Want ik zou voor geen goud ter wereld die 35 jaar met Sten hebben willen missen. Voor geen goud! Ik begrijp best dat er mensen waren die veel moeite hadden met mijn scheiding. Wat de kinderen betreft, is dat voornamelijk voorbij. Ze zijn ook ouder geworden. “
“Ik weet niet wanneer ik nu dood ga. In december dacht ik dat ik ging. Maar ook toen had ik niets geregeld. Ik heb m’n begrafenis en dat soort dingen niet voorbereid. Zo ben ik niet. Ik voel me nu goed en ik blijf nog steeds benieuwd naar wat er allemaal nog gaat gebeuren met mij, met Curaçao en met de wereld. Ik moet werken. Ik heb geen vensterbank in mijn huis en dus geen geraniums om achter te gaan zitten. Ik wil dus nog wel even doorgaan. Ik heb eigenlijk niet zo veel last van m’n kanker en van m’n emfyseem. De kanker groeit kennelijk niet of nauwelijks dankzij bestraling en doet me geen pijn. Aan de andere kant weet ik dat ik weer zo’n crisis kan krijgen. Maar als ik dood ben, heb ik daar geen last meer van. Wie weet gaat dit nog jaren zo door! Ik wil eigenlijk pas dood gaan als ik de oudst levende praktiserende advocaat ben. Er zijn er nu nog twee voor me!”
A.O.: "Waar ben je trots op?"
J.K.: “Op Sten, maar dat is niet een antwoord dat je in dit verband wilt horen. Oh ja, hier ben ik ook trots op: In de oorlog huurde een Duitse officier een roeibootje bij het verhuurbedrijf van m’n vader. Om lekker op het Zuidlaardermeer wat te ontspannen. Na afloop bracht hij die boot keurig terug en gaf mij een fooi. Die fooi heb ik toen demonstratief voor de ogen van die mof in het water gegooid. Ik was toen 11 jaar. In retrospectie ben ik nog steeds zo trots op het gebaar dat ik daar toen mee maakte! Ik zag het als een daad van verzet. Dat zat er al vroeg en diep in.”
A.O.: "Wat had je nooit moeten doen?"
J.K.: “Ik had nooit moeten beginnen met roken.”
Geschreven door Arthur Oster
12 mei 2009
Copyright by Curacao Legal Portal
Dit interview werd ook gepubliceerd in het Antilliaans Dagblad van 25 mei 2009)
Lawyer Roeland Zwanikken considers legal action against ABN AMRO Bank
- May 08, 2021 6:14 PM
Fiscaal onderzoek bij notariskantoren vinden doorgang
- May 07, 2021 8:04 AM
Juridische miljoenenstrijd tussen BNP Paribas en Italiaanse prinses verhardt
- February 22, 2021 4:51 PM
- Bezit van Italiaanse Crociani-familie op Curaçao mag van rechter worden verkocht
- De Crociani's ruziën al jaren met BNP Paribas over een claim van $100 mln
- Curaçaos trustkantoor United Trust heeft 'geen enkele relatie meer' met Camilla Crociani