In deze ontnemingszaak gaat het om een bedrag van ruim 1.8 miljoen gulden dat het Openbaar Ministerie (OM) wilt ontnemen van de heer Gerrit Schotte. Naar het oordeel van het OM heeft Schotte dit bedrag wederrechtelijk verkregen. Daarbij gaat het deels om een bedrag (ruim 210.000 gulden) dat Gerrit Schotte naar het oordeel van het OM heeft verkregen in 2010, middels omkoping en witwassen. 

Voor deze strafbare feiten is Gerrit Schotte reeds onherroepelijk veroordeeld. De Hoge Raad heeft zijn veroordeling in stand gelaten.

 

Het andere deel van de ontnemingsvordering bestaat uit een bedrag van ruim 822.000 gulden. Het OM richt zich op het standpunt dat er voldoende aanwijzingen zijn dat Gerrit Schotte dit bedrag van ruim 8 ton ook wederrechtelijk heeft verkregen, namelijk middels strafbare feiten als omkoping en witwassen. De ontnemingsrechter in eerste aanleg heeft het OM daarin gevolgd en nam op 30 augustus 2018 de beslissing dat Schotte in totaal ruim 1.8 miljoen gulden wederrechtelijk had verkregen en legde aan hem de verplichting op om dit bedrag aan de Staat te betalen, bij gebreke waarvan Gerrit Schotte 3 jaar gevangenisstraf moet ondergaan. 

Tegen deze beslissing is Gerrit Schotte in hoger beroep gegaan en dit hoger beroep is gedeeltelijk vandaag 12 november door het Hof behandeld en wordt voortgezet op 14 november.