WILLEMSTAD - De invrijheidstelling van de verdachte Gerrit Schotte op 27 mei j.l. door de Rechter-commissaris heeft tot enig onbegrip en speculaties in de gemeenschap geleid. Daarom heeft het Openbaar Ministerie Curaçao een nadere toelichting gegeven.

 

De verdachte Gerrit Schotte is samen met de medeverdachte Cicely van der Dijs aangehouden in het kader van een al langer lopend strafrechtelijk onderzoek naar valsheid in geschrifte en witwaspraktijken. In het kader van dat onderzoek zijn al eerder huiszoekingen geweest, zowel hier als in het buitenland. In het onderzoek wordt ook meegenomen de bij de huiszoeking aangetroffen “jammers” (stoorzenders), alsmede een, als vermist opgegeven, diplomatiek paspoort.

 

Na de aanhouding van Schotte werd hij geconfronteerd met de bevindingen uit het strafrechtelijke onderzoek en werd hem de mogelijkheid geboden om hieromtrent verklaringen af te leggen.

 

Om te voorkomen dat de verdachte omtrent zijn verklaringen nadere afspraken met derden kon maken of mogelijke getuigen zou kunnen beinvloeden, het zogeheten collusiegevaar, werd gekozen voor een detentie van in eerste instantie maximaal tien dagen. Daarbij werden ook bepaalde beperkingen opgelegd, zoals het verbod om met anderen contact op te nemen.

 

Dinsdagavond j.l. oordeelde de Rechter-commissaris dat het onderzoeksbelang niet meer zodanig groot was dat de detentie langer hoefde voort te duren. Hij baseerde dat onder meer op het feit dat er al diverse onderzoekshandelingen zijn verricht alsmede de uitgebreidheid van het inmiddels aanwezige proces-verbaal. Als de verdachte Gerrit Schotte niet meewerkt aan het verdere onderzoek, kan het Openbaar Ministerie overigens opnieuw zijn detentie verzoeken.

 

Het Openbaar Ministerie is zich bewust van het belang om het onderzoek zo snel mogelijk voor de rechter te brengen. Zodra het onderzoek gereed is zullen beide verdachten worden gedagvaard om voor de rechter te verschijnen.