Standpunt OM in zaak James Murray
- September 07, 2012 3:54 PM
Strafzaak nummer 6435 van 1979
Standpunt van het Openbaar Ministerie
In de procedure ex artikel 30 van het Wetboek van Strafrecht contra
James Clifton Murray,
Geboren op 19 april 1953 in Aruba,
Thans gedetineerd in het Korectie Instituut Aruba (KIA) in Aruba
Uitgesproken ter terechtzitting van 6 september 2012
Inleiding
De vraag die door uw hof beantwoord dient te worden is of verdere onvoorwaardelijke tenuitvoerlegging van de aan de heer Murray opgelegde levenslange gevangenisstraf nog een redelijk doel dient.
Daarbij dient uw hof ten minste in zijn beschouwing te nemen:
- de positie van de direct nabestaanden van het slachtoffer
- het gevaar dat de veroordeelde alsnog zal recidiveren
Deze twee aspecten sluiten nauw aan bij de twee meest relevante doelen van strafoplegging: vergelding en beveiliging van de maatschappij.
In het tweede lid van artikel 1:30 Sr staat ten minste. Dat betekent dat ook andere aspecten bij uw belangenafweging een rol kunnen spelen. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan gevoelens in de samenleving. Meer concreet: de mate waarin een samenleving (de rechtsorde, de publieke opinie) geschokt zou zijn, indien zou worden besloten tot invrijheidsstelling van de veroordeelde. Dit aspect kan zeker niet over het hoofd worden gezien, met name ook, omdat het onlosmakelijk is verbonden met de vraag in hoeverre een succesvolle reïntegratie in de samenleving überhaupt mogelijk is. Die vraag is weer relevant in verband het tweede wettelijk voorgeschreven toetsingscriterium: het gevaar dat de veroordeelde alsnog zal recidiveren.
Ik kom eerst te spreken over de twee wettelijke toetsingscriteria. De positie van de nabestaanden en de inschatting van het recidivegevaar. Deze beide aspecten zijn meegenomen in het vonnis van 11 maart 1980.
Uit dat vonnis blijkt dat leedtoevoeing uit het oogpunt van vergelding een belangrijk aspect vormt voor de oplegging van de straf. Daarnaast blijkt uit de formulering van het Hof dat de oplegging van levenslange gevangenisstraf vooral werd ingegeven door de wens om de maatschappij tegen de veroordeelde te beschermen. De afwezigheid van een psychopaten asiel en de praktische onmogelijkheid om Murray binnen de setting van het Nederlandse TBR stelsel zijn nadrukkelijk in de overwegingen van het Hof meegenomen. Je zou kunnen afleiden uit het vonnis dat het Hof als second best oplossing heeft gekozen voor oplegging van levenslange gevangenisstraf, omdat er geen andere mogelijkheden waren om de maatschappij adequaat te beschermen tegen de heer Murray. Daaruit kan worden afgeleid dat vergelding alleen naar het oordeel van het Hof onvoldoende grond opleverde voor oplegging van een levenslange gevangenisstraf.
Positie van de direct nabestaanden
Vergeldig is wel een belangrijk onderdeel van de straf. Niet voor niets is de positie van de nabestaanden één van de twee beoordelingscriteria. Uit het oorspronkelijke strafdossier en uit de thans opgemaakte rapportages blijkt dat de gruwelijkheid van de daad en het gebrek aan spijtbetuiging nog altijd hun sporen nalaten. Niet alleen bij de direct betrokkenen, maar ook bij een omvangrijk deel van de gemeenschap.
Over die spijtbetuiging nog het volgende. Gelet op de over de heer Murray uitgebrachte rapportages, en de daaruit blijkende gebrekkige intelligentie, zou het gevoel kunnen ontstaan dat een gebrek aan spijt hem in mindere mate valt aan te rekenen. Men zou kunnen denken: hij heeft daar de intellectuele bagage niet voor. Maar het is, in het bijzonder ook voor een adequate inschatting van het recidivegevaar, een zeer belangrijk aspect. In die zin kruisen hier ook de gevoelens van de nabestaanden met de inschatting van het recidivegevaar. Juist met het oog op het recidivegevaar is het van belang dat de veroordeelde er intrinsiek blijk van geeft dat hij inziet wat hij met zijn gedrag teweeg heeft gebracht en wat hij daarmee teweeg brengt. Ik zeg intrinsiek, dus ik doel niet op uitingen die tot stand komen na advies van derden zulks te doen.
Een oprechte spijtbetuiging heeft de nabestaanden tot op de dag van vandaag niet bereikt.
De positie van de nabestaanden ten opzichte van een eventuele vrijlating is naar de opvatting van het OM helder. Zij zouden daardoor in ernstige mate worden geschokt.
Het recidivegevaar
Bij een adequate beoordeling van het recidivegevaar is de persoon van de verdachte, meer in het bijzonder bij hem aanwezige persoonlijkheidsstoornissen, van doorslaggevend belang.
In de forensische psychiatrie wordt geleerd dat je niet vanuit het delict mag redeneren. Je moet redeneren vanuit de persoon. In de onderhavige casus kom ik evenwel niet om de daad heen. De daad is de daad van iemand met een ziekelijke stoornis.
Destijds, en ook in het kader van de procedure van vandaag, is men op zoek gegaan naar een nadere duiding van die stoornis. Kernbegrippen daarbij zijn: debiliteit, narcisme en een anti-sociale persoonlijkheidsstoornis. We hebben te maken met een debiel persoon in combinatie met andere factoren die zijn persoonlijkheid kenmerken en die hem gevaarlijk maken.
De intelligentie van de heer Murray, zijn zwakbegaafdheid of zijn debiliteit, zijn van grote invloed op het gevaar voor herhaling.
De heer Murray heeft 33 jaar in penitentiaire inrichten gezeten. Die inrichtingen hebben hem in vergaande mate gehospitaliseerd. De structuur is zeer groot. Binnen die structuur doet de heer Murray het goed.
Buiten de inrichting valt alle structuur weg, tenzij dat extreem goed wordt georganiseerd. Dat is op dit moment niet het geval. De omstandigheid dat zijn 80 jarige moeder hem in huis wil nemen en dat zijn zus voor de financiën zorgt is daartoe een onvoldoende garantie. Daarmee wordt niet de structuur geboden die thans aanwezig is.
Binnen detentie gaat de heer Murray geen relatie aan. Buiten kan dat weer wel. Gelet op zijn persoonlijkheid en het verleden is de kans groot dat hij niet in staat zal zijn om een relatie te onderhouden. Binnen een relatie zal hij – zeker vanuit de hem geconstateerde rigiditeit – wederom gekrenkt worden. Er bestaat op basis van hetgeen wij over hem weten onvoldoende vertrouwen dat hij daarmee op een adequate manier mee zal weten om te gaan, gelet op zijn persoonlijkheidsstoornissen. Hij is – hoe wrang dat ook is om te constateren – nimmer behandeld voor zijn persoonlijkheidsstoornissen. Deze zitten hem in de weg.
Het veronderstelde milder worden van de heer Murray is een heel ander verhaal. Die veronderstelling biedt onvoldoende garanties, zeker buiten de structuur van een inrichting. Het feit dat er binnen de structuur van de inrichting de laatste tijd geen melding is geweest van agressieve incidenten rond zijn persoon, zegt niets over gedrag dat hij in de buitenwereld, na het wegvallen van alle structuur, zal vertonen.
Het veronderstelde milder worden kan derhalve net zo goed hospitalisatie zijn. Rapporteurs hebben hem niet in de vrije maatschappij milder zien worden; enkel binnen een veilige setting.
In het verleden heeft zijn persoonlijkheid hem in de weg gestaan om langdurige relaties aan te gaan en heeft dit – herhaaldelijk – geleid tot ernstig strafrechtelijk gedrag. De heer Murray is – vanuit zijn stoornis – bewezen delictgevaarlijk. Hij is niet behandeld aan die stoornis. Het delictgevaar is onverminderd aanwezig.
Het voorgaande maakt dat de verdere tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf naar het oordeel van het OM een zeer wezenlijk doel dient. Namelijk: de beveiliging van de maatschappij; het voorkomen van recidive. Er is geen enkel objectief aanknopingspunt te vinden voor de veronderstelling dat de delictgevaarlijkheid van de heer Murray door het verstrijken van de jaren is verdwenen of minder is geworden.
Naast genoemde twee aspecten spelen, zoals bij mijn inleiding al gememoreerd, de gevoelens van de samenleving ook een rol. Meer in het bijzonder waar deze gevoelens van invloed zijn op een eventuele reïntegratie in die samenleving. Ik heb al aangegeven dat er voorshands geen plan van aanpak op tafel ligt dat – na het wegvallen van een hospitaliserende setting van 33 jaar – voldoende structuur biedt. Los daarvan, is het OM ervan overtuigd dat een vervroegde vrijlating van de heer Murray de samenleving zo zou schokken dat dit een succesvolle reïntegratie in de weg zou staan. Hij wordt simpelweg niet geaccepteerd.
Curaçao, 6 september 2012
De Procureur-generaal w.n.
Lawyer Roeland Zwanikken considers legal action against ABN AMRO Bank
- May 08, 2021 6:14 PM
Fiscaal onderzoek bij notariskantoren vinden doorgang
- May 07, 2021 8:04 AM
Juridische miljoenenstrijd tussen BNP Paribas en Italiaanse prinses verhardt
- February 22, 2021 4:51 PM
- Bezit van Italiaanse Crociani-familie op Curaçao mag van rechter worden verkocht
- De Crociani's ruziën al jaren met BNP Paribas over een claim van $100 mln
- Curaçaos trustkantoor United Trust heeft 'geen enkele relatie meer' met Camilla Crociani